Op persoonlijke titel: monologen van een individu
Inleiding: Ontboorden
Boordje af, knoopje los en typen maar. Op persoonlijke titel, dus niet als dit of dat, deze of gene, maar gewoon als individu, en ‘homo’ slechts in de betekenis van ‘mens.’ Eigenlijk best onwennig. Onhandig ook, in een wereld waarin we allemaal meester in het categoriseren zijn. Ieder ander (en onbewust onszelf ook) hebben we binnen de kortste keren in een hokje of vakje ondergebracht, al dan niet met een etiket. Soms wel zo veilig trouwens, niet alleen bij gevaarlijke stoffen…
Ongelabeld zit ik nu achter m’n scherm, althans ik probeer het. Zoekend naar mogelijkheden om boven m’n eigen hokjes-vakjes-denken uit te stijgen. Om dan vervolgens zo vrij als een vogeltje en toch niet vogelvrij, het orgel van het kleine toetsenbord te bespelen. Ongemerkt ben ik met deze enkele gedachte alweer vastgelopen en verstrikt geraakt. Eerst in het hokje van de gevederde, meest vliegende, creaturen en vervolgens onbewust het vakje van de kerkzaal met het grote orgel ingetuimeld. Zo groot als zo’n orgel ben ik trouwens niet, zoveel stemmig evenmin. ‘k Zou het ook niet eens willen worden, al ben ik ijdel genoeg het te willen zijn. Gelukkig maar, dat m’n veren kort worden gehouden.
Waarom dit geschrijf? Het was een suggestie uit één van de therapieën ter behandeling van mijn zware depressies, die, inmiddels al geruime tijd, recidiverend zijn en dus komen en gaan wanneer het hen belieft. Met dat gaan valt het trouwens nog wel tegen, want de zon kan niet zo hard schijnen of er zit in mijn leven wel een hele grote zwarte rand omheen, of minstens een grote dreigende onheilspellende of angstaanjagende stip aan de horizon. Een leven dus van crisis naar crisis en ongetwijfeld zal ik – mits ik tijd van leven krijg – ook daar de pen weleens overheen laten gaan, met alle afschrikwekkende klankkleuren die daarbij horen. Benieuwd of ik er zelf ook iets mee opschiet.
Niet wetend in hoeveel labels ik mij inmiddels alweer verstrikt heb, was de suggestie dus om wat op te schrijven. Gewoon als hersengymnastiek, als oefening in de kunst van het onthaasten, inspannen en ontspannen. Bijvoorbeeld om als het hoofd door een veelheid aan gedachten weer eens op hol is, de cognitieve beperkingen de waan van de dag tekenen of bepalen, en, op een rustiger moment, misschien ook wat aan reflectie te doen – wie zal het zeggen?
Om in tijden van overprikkeling te proberen, want meer is het niet, de focus te verleggen, of, bij wijze van abstractie, alles eruit te gooien in woorden. In het laatste geval acht ik het overigens onwaarschijnlijk dat meer dan twee ogen het onder ogen krijgen, maar wie weet!
Persoonlijk (en dat schikt, want het is allemaal op persoonlijke titel) heb ik al wel wat ideeën, maar de tijd zal leren wat en of er iets van terechtkomt. Of het allemaal waar is wat de lezer onder ogen krijgt? Ik mag het hopen. Al bedenk ik me wel, dat er soms (terecht) labels zijn waaraan ik me niet ontworstelen kan, mag of wil. Vakjes waarvan de grenzen ten behoeve van mijn naaste niet hoog genoeg kunnen worden opgetrokken. Of hokjes, met een dak erboven, om zelf desnoods onder te kunnen (ver)schuilen, of met een extra vlonder, voor als het water van beneden stijgt. Misschien dat diverse stijlfiguren, de kunsten der retorica, of de behendigheid der fantasie me dan ter wille kunnen zijn. Om bij het ontrafelen van de waarheid als ik verstrikt raak en tussen de raderen van labels, hokjes en vakjes dreig te versnipperen, voor erger te behoeden.
Monologen dus. In méér dan honderd woorden. Eindelijk! Want was is het soms een gevangenis als je er niet ééntje meer aan het papier mag toebetrouwen. Voor wie lijdt onder zijn breedsprakigheid, zoals ondergetekende ten gevolge van een schedel-hersen-trauma, zullen ook die oefeningen hun blijvende waarde behouden en zal ik me blijven dwingen om – met alle labels en petten op – in 100 woorden mijn stem te verheffen, maar hier hoeft het even niet. Hier kan ik op persoonlijke titel ‘los’ gaan, als het moet tot in de eindeloze nuance waarin m’n gedachten vaak verstrikt raken en mijn woorden blijven steken als ik, ten gevolge van hetzelfde letsel, de draad weer eens ben kwijtgeraakt…
De lezer merkt, ik draaf nu al een beetje door en in m’n hoofd steekt een storm op. Een eindeloze monoloog kondigt zich al aan. Maar voor een beginnetje, moet ik nu toch echt gaan afronden.
Op persoonlijke titel. Onregelmatig, en, om praktische redenen, alleen in het Vaderlands – over labels gesproken! Misschien over de meest, maar, om de verwachtingen wat te temperen: vermoedelijk over de minst interessante of uiteenlopende dingen. Hopelijk het schrijven waard. En als er dan onverhoeds een aanzetje mee gegeven of méégegeven wordt tot een waardevolle gedachte, bij mezelf of bij anderen, dan is het niet vergeefs geweest. Dan ben ik al dik tevreden. À propos dik, over het zijn ervan en hoe je dat label kwijtraakt – ja, dat kan echt! – zou ik ook nog wel een paar bladzijden kunnen vullen.
Voor nu zwijgt het orgel. Het scherm gaat uit. Knoopje dicht, boordje aan. Zo ben ik dan ook wel weer. Op persoonlijke titel: welkom aan boord!