11-01-2008
Soms droom ik nog weleens van hoe het was: de kerk vóór, het verenigingsgebouw achter, de oude hervormde pastorie in het midden. Eromheen een gemeente. Niet van mij, maar van Hem!
Dat (en nog zoveel méér…) ligt vanavond precies twaalfenhalf jaar achterwaarts. Onbereikbaar ver.
Na dat ongeluk, begon de survival. Met gekneusde hersenen en posttraumatische verschijnselen, afhankelijk van de verschralende arbeidsongeschiktheidsvoorziening van de kerk.
Omzwervingen, veelal oostwaarts, volgden. Met hoogte- en veel dieptepunten – te diep om te noemen.
Een bitter jubileum. Maar mét een gouden rand: Zijn goedertierenheden, dat ik niet vernield ben, dat Zijn barmhartigheden geen einde hebben.*
–
DEUTSCH
–
11.01.2008
Gelegentlich träume ich noch davon, wie es einmal war: die Kirche vor, das Gemeindehaus hinten, das alte, reformierte Pfarrhaus dazwischen. Drumherum: eine Gemeinde. Nicht meiner, sondern Seiner!
Das (und so viel mehr…) liegt heute Abend genau zwölfeinhalb Jahren rückwärts. Außer Reichweite dazu.
Nach dem Unfall begann der Survival. Mit geprelltem Hirn, posttraumatischer Symptomatik, und abhängig vom sich verknappende Arbeitsunfähigkeitsrente der Kirche.
Umherschweifungen, meist gen Osten, folgten. Mit Höhe- und viel Tiefpunkte – zu tief zum Nennen.
Ein bitteres Jubiläum. Aber, mit einem goldenen Rande: Seine Güte ist’s, dass ich nicht gar aus bin, Seine Barmherzigkeit hat noch kein Ende.*
* vgl. Klg. Jeremias 3,22.